Persoonlijke ontwikkeling |
Is integriteit een competentie? |
Heb je het druk? |
Is leiderschap te leren? |
Bij wie wil je horen? |
Hoeveel erkenning heeft een mens nodig? |
Vertrouw je jezelf? |
Persoonlijke ontwikkeling
Is integriteit een competentie?
Als het over ethiek gaat, valt vaak het woord integriteit. Wat betekent dat woord eigenlijk? (Onkreukbaarheid, eerlijkheid, oprechtheid, niet corrupt zijn, het tegendeel van frauderen) Gaat het daarbij om een persoonlijke eigenschap of kun je ook van een bedrijf zeggen dat het integer is? (In eerste instantie persoonlijk, maar het kan ook een kwalificatie van een cultuur zijn)
Beschouw je jezelf als integer? (In overwegende mate wel) En je bureau of bedrijf? (Dat ook) Er is een beroemde uitspraak van Ien Dales, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, dat je niet een beetje integer kunt zijn. ‘Je kunt ook niet een beetje zwanger zijn.’ Integer ben je volgens haar wel of niet. Ben je het daarmee eens? Of zijn er ook grijsgebieden bij integriteit? (Dat laatste) Waarom vind je dat? (De praktijk is vaak niet zo eenduidig)
Loop je in jullie sector wel eens tegen integriteitskwesties aan? (Ja, natuurlijk) Op wat voor terrein is dat, of in welke omstandigheden? Kun je er voorbeelden van geven? (Inventariseren)
Is je integer gedragen in dat soort voorbeelden iets wat je moet leren? (In de praktijk wel) Hoe dan? Wat moet je dan leren? (Situaties leren herkennen waar integriteit in het geding komt, leren hoe je daarmee om kunt gaan) Moet je daar een integriteitsmanager voor hebben, of een ‘compliance officer’? (Sommige organisaties doen dat, maar het hoeft niet per se)
Sommige adviesbureaus, zoals KPMG en Berenschot, hebben speciale afdelingen met consultants die bedrijven en personen helpen met integriteit. Dat zijn mensen die zich ermee afficheren dat ze heel goed zijn in integriteit. Die moeten dus zelf heel erg integer zijn en iets kunnen wat niet iedereen zomaar kan, denk je niet? Anders zouden ze het niet kunnen verkopen. (Ja, allicht)
Wat is het dan precies dat zij kunnen? Wat moet je kunnen om integriteitsconsultant te worden, denk je? (Situaties waarnemen of van te voren zien aankomen waar iemand verleid kan worden om in kleinere of grotere mate voor zijn eigenbelang te kiezen in plaats van voor het gerechtvaardigde belang) Dus integriteitsconsultants zijn eigenlijk verleidingsdeskundigen, en integriteitsmanagers ook? (Ja, dat moet wel) Een soort omgekeerde Casanova’s, die verleiding juist willen tegengaan? (Ja)
En de beste figuur om verleiding tegen te gaan is degene die ook het beste kan verleiden? Want die weet immers hoe het werkt, verleiding? (Inderdaad) Dus de beste bestrijder van verleiding moet zelf een Casanova zijn? (Ja, dat moet wel)
Dat geldt voor allerlei competenties. De beste brandweerman is degene die zelf het meest van vuurtje stoken houdt, toch? Die weet hoe het werkt. Klopt dat? (Ja, ik denk het wel) En de beste beveiliger van computersystemen is degene die ook de beste hacker is? (Ja, in principe wel) De beste beveiliger is de beste dief. Dus de beste bewaker van integriteit is iemand die zelf de grootste fraudeur zou kunnen zijn? (Eigenlijk wel)
En als je mensen wilt opleiden in integriteit zou je eigenlijk een fraudeur moeten inhuren? (Ja) En mensen van KPMG of Berenschot die zich afficheren als deskundigen zijn potentieel de grootste oplichters? (Als ze goed zijn wel)
Algemeen geldt: de beste vakman is de beste bedrieger. Wie het meeste goed kan doen is ook wie het meeste kwaad kan doen. De grootste expert is tevens de grootste schurk. Maar let op, de vooronderstelling daarvan is dat integriteit een vaardigheid is, een competentie die je beter of slechter onder de knie kunt hebben. En is dat wel zo? Is integriteit een speciale competentie? Of is het juist het tegendeel van competentie, een vorm van onbevangenheid? (Ik twijfel)
Vraag jezelf eens af, heb je liever te maken met een collega die oprecht, transparant en onbevangen is of met een collega die alle technieken van oprechtheid, transparantie en onbevangenheid beheerst? (Het eerste) En als je iemand technieken gaat aanleren van oprechtheid, transparantie en onbevangenheid, leer je hem dan niet juist af wat de kern van integriteit uitmaakt? (Ik twijfel)
Vraag jezelf eens af, met wie zou je liever getrouwd zijn, een partner die de noodzakelijke competenties bezit om bij jou te blijven, of een partner die van je houdt? (Dat weet ik wel, het laatste)
Nou dan, is mensen integriteit willen bijbrengen dan niet de omgekeerde wereld? Datgene wat je wilt bereiken, echte integriteit, leer je ze dan toch juist af?
Heb je het druk?
Heb je het druk? Heb je een volle agenda? (Jawel) Waar heb je het druk mee? (Werk, afspraken, klanten) Meer zakelijk dan privé dus? (Ja) Vind je het plezierig om het druk te hebben? (Jawel, zolang het niet té wordt)
Heb je het ook wel eens niet druk? (Ja hoor) Heb je voldoende vrije tijd? (Dacht ik wel) Wat doe je als je niets doet? (Krant lezen, sporten, tv kijken, lezen, uitgaan met vrienden, een hoop dingen) Dat is niet niets doen, maar andere dingen doen, toch? (Jawel) Dingen waar je niet voor betaald krijgt? (Inderdaad) Kun je goed niets doen? (Nee, eigenlijk niet, ik moet wel iets substantieels om handen hebben) Anderen wel?
Wat denk je, besteed je gemiddeld meer tijd aan werk dan aan vrije tijd? Of is het andersom? (Ik besteed meer tijd aan werk) Vind je dat je een goed evenwicht hebt tussen werk en vrije tijd? (Nee, eigenlijk niet, eigenlijk werk ik teveel) Hoe bepaal je dat? Waar meet je dat aan af? (Aan mijn ideaalbeeld van ‘goed leven’) Wat is je ideaal op het punt van werk en vrije tijd? (Een mix van 50% werk, 50% vrije tijd)
Laten we eens preciezer kijken naar wat het ideaal van ‘goed leven’ inhoudt. Het klassieke beeld was ‘otium’, vrij zijn van iedere verplichting, ruimte hebben om je eigen dingen te doen. De tegenhanger daarvan was ‘negotium’, waar ons woord negotie vandaan komt, handel, koopmanschap, commercie. Hoe zit het met je eigen ideaal van goed leven? Zit dat meer aan de kant van otium of van negotium? Meer aan de kant van eigen dingen doen of aan de kant van werken voor geld? (Liefst beide tegelijk) En als je moet kiezen? (Meer eigen dingen doen) En voor jou?
Destijds moest je om een volwaardige vrije burger te worden niet alleen een vak of een professie hebben, een van de zogenaamde ‘dienstbare kunsten’ (artes serviles) beoefenen, maar ook de ‘vrije kunsten’, de artes liberales (in Amerika heet het nog steeds ‘liberal arts’). Dat waren de vakken die je pas echt tot een vrij mens maakten. Enerzijds ging het daarbij om zelfkennis, de ontwikkeling van persoonlijke autonomie. Anderzijds om het vermogen je vrij tussen andere mensen te bewegen, in het publieke en sociale domein. Daarvoor moest je leren een betoog te houden en te debatteren (retorica), gesprekken te voeren en kwesties te analyseren (dialectica) en scherp en puntig leren formuleren (grammatica).
Hoe zit dat bij jou? Ken je jezelf een beetje? (Een beetje) Goed genoeg, vind je? (Jawel) Voel je je een autonoom mens? (Min of meer) En kun je je vrij bewegen in het publieke en sociale? (Redelijk vrij) Ben je goed in betogen, debatten en gesprekken? Ben je er in getraind? (Ik ben er nooit in getraind. Maar in de praktijk doe je er wel ervaring mee op)
Vind je het belangrijk voor jezelf om dit soort vermogens te ontwikkelen? (Ja) Denk je dat je er daadwerkelijk een vrijer mens van wordt? (Ja) Vind je het belangrijk dat mensen in je organisatie dit soort communicatieve vermogens ontwikkelen? (Ja) Besteden jullie daar tijd en geld aan? (Nee) Waarom niet? (Dat moeten medewerkers zelf maar doen, in hun eigen tijd)
Vind je dat een organisatie de verantwoordelijkheid heeft om het voor haar medewerkers mogelijk te maken een goed leven te hebben? (Ja) Wat houdt die verantwoordelijkheid precies in? Ik neem aan een passende beloning? (Ja) En goede secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals een pensioenregeling? (Ook dat) Moeten er ook opleidingsmogelijkheden in het pakket zitten? (Dat kan, binnen zekere voorwaarden) Wie bepaalt bij jullie eigenlijk wat dat inhoudt, goed leven? (P&O. Of anders: dat doe je met elkaar, in een voortdurend gesprek)
Je weet, er zijn heel veel verschillende opleidingen, variërend van verkoopgesprekken leren voeren of omgaan met lastige klanten tot MBA’s en leiderschapsprogramma’s. Sommige opleidingen zijn gericht op iets heel concreets, een specifieke deskundigheid, andere zijn meer abstract, gericht op zoiets als persoonlijke ontwikkeling. Heb je zelf ervaring met een van die twee, of beide? (Beide)
Neem iets simpels als agendabeheer. Vind je het van belang dat mensen daar goed in zijn? (Ja, afhankelijk van iemands functie) Ben je er zelf goed in? (Ja/nee) Wat houdt goed agendabeheer precies in? (Afspraken zo plannen dat je alles gedaan krijgt wat je wilt zonder in de stress te raken)
Voor goed agendabeheer moet je een duidelijk beeld hebben van wat je wel wilt en wat niet. En je moet dat goed kunnen communiceren. Heb je daar een duidelijk beeld van? (Niet altijd) Kun je het goed communiceren? (Niet altijd) En je moet ook in staat zijn prioriteiten aan te geven en keuzes te maken. Kun je dat? (Niet altijd) Wanneer loopt het spaak? (Soms heb je crisissituaties, dan komt alles tegelijk) Zijn dat niet juist de situaties waar je dat vermogen het hardste nodig hebt? (Jawel)
Er wordt wel eens onderscheid gemaakt tussen de manager en de leider. De manager is de uitvoerder, die heeft het druk, werkt hard, doet zijn best alle ballen in de lucht te houden. De leider delegeert, bepaalt het beleid maar voert het niet zelf uit. Hij is in staat het niet druk te hebben, altijd ruimte te hebben. Maar veel mensen zijn kleine zelfstandigen, ze moeten beide rollen combineren. Hoe is dat voor jou? Ben je meer leider of manager? Heb je het druk? (Ik laat me vaak verleiden tot druk hebben)
Kun je het druk hebben en tegelijk kalm en op je gemak zijn? (In theorie kan dat) Kun je het zelf? (Niet altijd) Als Hillary Hahn de vioolsonates van Bach speelt, speelt ze heel veel noten. Maar er zit een enorme rust in, ze wekt niet de indruk dat ze het druk heeft. Wat denk je, is dat in de praktijk van jouw werk ook te bereiken? (In principe wel) Hoe krijg je dat voor elkaar? (Heel veel oefenen. Nagaan hoe het evenwichtig, ‘muzikaal’ wordt) Moet je daarvoor een heldere visie hebben op het werk? (Ja) Heb je die ook? (Nee, vaak niet)
De leider is degene die visie heeft, die weet waar het om begonnen is: de ‘prins’ (princeps in het Latijn) weet wat de principes zijn, de ‘archon’ (leider in het Grieks) weet wat de ‘archai’ zijn, de beginselen. Weet je zelf wat je eigen beginselen zijn? (Niet altijd) Kun je enkele van die beginselen noemen? (Vrijheid, kwaliteit, harmonie) Is het druk hebben daar één van? (Nee)
Wat moet er gebeuren om zo’n visie te ontwikkelen? En wie is daar verantwoordelijk voor?
Is leiderschap te leren?
Doe je iets aan sport? (Ja) Wat voor sport? (Fietsen, lopen) Heb je ooit aan teamsport gedaan? (Jawel) Wat voor teamsport? (Voetbal, volleybal) Hadden jullie een leider in het team? Of deden jullie het zonder leiding? (We hadden niet echt een leider, wel een trainer) Dus de trainer had de leiding? (Ja) Kun je het ver schoppen in een teamsport zonder goede leiding? Of heb je daar altijd leiding voor nodig? (Dat laatste, je hebt goede leiding nodig, anders red je het niet)
Heb je meerdere leiders of trainers meegemaakt? Of maar één? (Nee, meerdere) Waren ze allemaal even goed? (Nee, de een was duidelijk beter dan de ander) Waar zat hem dat in? (De een weet beter wat hij wil dan de ander, is aardiger, overtuigender, heeft meer inzicht, is sterker van karakter)
Wat denk je, is leiderschap een aangeboren talent, een natuurlijke gave? Of is het iets dat je moet leren? (Allebei)
Je komt niet alleen leiders tegen in de sport. In je ontwikkeling van kind naar volwassene krijg je met allerlei vormen van leiding te maken, van je vader, moeder, opa en oma, ooms en tantes, leraren, van alles. Ook later, in je studie en je werk, zijn er altijd leidinggevenden. Kun je mensen noemen die een belangrijke leidende rol hebben gespeeld voor jou? (Bij mij: Uus IngenHousz, Jeff Love, Gustav Heckmann) Waar bestond die leiding uit? Of waarin hebben zij jou geleid? (Leren een systematisch gesprek te voeren, de kracht van het herhalen van een vraag ontdekken, socratisch gesprek) Dus je hebt van hen iets specifieks geleerd? (Ja)
Geef je zelf leiding, in de sport, aan kinderen, of op het werk? (Jawel) Vind je dat leuk om te doen? (Leuk niet, wel belangrijk) Wat vind je, ben je zelf een goede leider? (Dat moet je aan anderen vragen. Ik vind mezelf als leider maar matig). Waarom vind je dat? (Ik ben te weinig zakelijk, geld interesseert me te weinig) Maar dat is maar één kenmerk van leiderschap. Is het niet zo dat je om een goede leider te zijn een complex van verschillende eigenschappen moet hebben? (Jawel) Weet je welke de belangrijkste daarvan zijn? (Dat is afhankelijk van waar je leiding geeft. Aan kinderen leiding geven is heel wat anders dan aan een school, een ziekenhuis, een productiebedrijf, een afdeling van een overheidsorganisatie, of een raad van bestuur van een bank)
Aan wie geef je zelf leiding? (Studenten, opleiders, adviseurs, klanten) Laten we eens kijken wat voor leiderschapskwaliteiten daarvoor nodig zijn. Ik geef je een aantal metaforen van leiderschap. Moet je voor het soort leiding dat jij geeft de kwaliteiten hebben van een kapitein op een schip, zoals koers uitzetten, roer recht houden, afstemmen op de wind? (Jawel) Moet je ook kunnen optreden als dokter, geneeskundige? (Jawel) En misschien als leraar? (Ook dat) Moet een leider in jouw soort werk ook iets hebben van een kunstenaar, bijvoorbeeld doordat hij ‘out of the box’ kan denken? (Jawel) En tegelijk van een herder, die de kudde bijeenhoudt? (Klopt)
En verder, moet een leider in jouw werk ook een zaaier zijn, van ideeën en mogelijke denkwijzen of handelwijzen? (Jawel) En een wever, die tegenstellingen kan verbinden, dingen die haaks op elkaar staan, zoals schering en inslagdraden op een weefgetouw? (Toe maar)
Je vraagt je af of al die eigenschappen wel in één mens verenigd kunnen zijn. Welke van die metaforen is voor jouw soort leiderschap het meest van toepassing: kapitein, dokter, leraar, kunstenaar, herder, zaaier, wever? Of welke combinatie? (Voor mij zijn ze allemaal van belang) Welke is het meest noodzakelijk? (Dokter) En met welke voel je je het meest verwant? (Zaaier)
Welke metafoor is het meest van toepassing op de mensen die een leidende rol in jouw leven hebben gespeeld? (Zaaier) En welke op de leiders die je hebt meegemaakt in de sport? (Kapitein)
Ga nu eens na bij de mensen die een belangrijke leidende rol hebben gespeeld in jouw leven: zat hun leiding vooral in wat zij wisten en konden en deden, of in hun houding, hun persoonlijkheid, wie zij waren? (Een combinatie van beide, maar met de nadruk op houding en persoonlijkheid)
En als je zelf op zo’n manier wilt leidinggeven aan anderen, wat heb je dan te ontwikkelen? Zit dat vooral in weten en kunnen en doen, of in houding en persoonlijkheid? (Vooral dat laatste)
Maar leidinggeven aan anderen impliceert dat je leiding kunt geven aan jezelf. Dat betekent dat je kapitein, dokter, leraar van jezelf moet zijn, en kunstenaar, herder, zaaier, wever. Hoe moet dat? Hoe ga je dat aanpakken?
Bij wie wil je horen?
Waar ben je geboren? (In Lieshout, Brabant) En waar woon je nu? (In Amsterdam) Voel je je nog steeds een Lieshoutenaar en een Brabander, of ben je een Amsterdammer geworden? (Het meest voel ik me nog Brabander) Hoe komt dat, denk je? (Door de taal, het landschap, de volksaard) Voel je je ook Nederlander of Europeaan of wereldburger? (Eerst Nederlander, dan Europeaan, niet echt een wereldburger)
Met welke mensen voel je je nog meer verbonden? Met je ouders, je familie? (Ja, zeer) Met vrienden? (Ja, die ook) Met collega’s en vakgenoten? (Ja, die ook) Zijn er ook mensen met wie je je juist niet verbonden voelt? Mensen die je vermijdt en aan wie je een hekel hebt? (Jawel, voetbalhooligans, motorrijders, wappies, aanhangers van Wilders of Baudet, Jehova’s, rijke leeghoofden, kortom, een hoop)
Bij wie wil je horen? Zijn dat de Brabanders? (Niet noodzakelijk) Of je familie, vrienden, vakgenoten? (Ja, die wel) Zijn het ook mensen die op dezelfde partij stemmen als jij? (Ja, een beetje)
Wie beschouw je als een voorbeeld voor jezelf? Wie bewonder je, op wie zou je willen lijken? (Mensen als Tjeenk Willink, Floris Alkemade, Sigrid Kaag) Daar wil je in zekere zin ook bij horen? (Ja) Wat is het precies in hen wat je belangrijk vindt? (Reflectie, een vorm van praktische wijsheid) En daar wil je wel bij horen? (Ja)
Vroeger, een halve eeuw geleden, was ergens bij horen veel vanzelfsprekender dan nu: dat werd bepaald door je klasse, je geloof, je opleiding, je politieke kleur, je werk, allemaal traditionele gemeenschapsverbanden. Tegenwoordig zijn wij veel individualistischer geworden, traditionele verbanden zijn grotendeels afgekalfd of verdwenen. Wat vind je, heb jij zelf meer vrijheid dan je ouders hadden? (Ja, veel meer) In welk opzicht? (Ik heb meer mogelijkheden gehad om te studeren, te reizen, meer medische hulp, meer rijkdom, noem maar op) Is er tegenwoordig ook meer gelijkheid dan in de tijd van je ouders? (Jawel, er is veel minder hiërarchie) Wat vind je, is dat vooruitgang? (Grotendeels wel, maar de gemeenschapszin is wel verdwenen)
Verschillende denkers hebben erop gewezen dat het heersende individualisme en het verdwijnen van gemeenschapsverbanden in onze tijd hebben geleid tot vervreemding en ontworteling. Herken je dat? (Ja) Denk je dat mensen zich tegenwoordig meer geïsoleerd en eenzaam of uitgesloten voelen dan vroeger? (Dat zou goed kunnen) Geldt die ontworteling ook voor jouzelf? Of voel je je nog steeds thuis bij een of meer van die gemeenschappen, zoals klasse, kerk, politieke stroming of cultureel ideaal? (Nee, ik zelf niet meer) Daar hoor je niet meer bij, daar identificeer je je niet meer mee? (Nee)
In onze tijd zijn de traditionele vaste gemeenschapsverbanden vervangen door een veelheid aan ‘tijdelijke gemeenschappen’: je hoort een tijdje bij een sportclub, een leesclub, een buurt, een partij, en dan ga je er weer weg, je houdt er weer mee op. Net zoals volgens het postmodernisme de ‘grote verhalen’ van christendom, socialisme, vooruitgang en emancipatie, zijn vervangen door een diversiteit aan kleine, persoonlijke verhalen. Iedereen leeft een eigen verzameling kleine verhalen, er is geen groot samenbindend, overkoepelend verhaal. Geldt dat ook voor jou? Of geloof je nog wel in één groot verhaal dat alle andere kleine verhalen omvat? (Dat is moeilijk te zeggen)
Ga eens na, is er één enkel betekeniskader dat je als fundamentele waarheid beschouwt, zoals wetenschap of een religie of een bepaald soort kunst, of een of andere levensbeschouwing? Of heeft soms het ene verhaal de nadruk, dan weer een ander? (Dat laatste) Hoe is het, stem je soms op de ene partij, dan weer op een andere, of altijd op dezelfde? (Ik ben zelf qua partij wel enigszins honkvast. Maar als algemeen beeld klopt die onvastheid wel) Lees je één krant, of ook wel eens andere? (Dat laatste) Wat is beter, vind je, één vaste relatie in je leven, of een diversiteit aan relaties? Of moet ieder dat maar voor zichzelf bepalen? (Dat laatste) Dus diversiteit speelt in ieder geval een prominente rol in je denken? (Ja, dat klopt)
Wat denk je, heb je als mens één enkele identiteit, zoiets als ‘je ware zelf’? Of is ieder mens een verzameling van diverse identiteiten, waarvan soms de ene, dan weer de andere op de voorgrond treedt? (Tja, moeilijke vraag. Feitelijk het laatste, zou ik zeggen. Maar je zou kunnen denken dat de menselijke opgave is iemand uit één stuk te worden) Hoe is dat voor jezelf? Ben je iemand uit één stuk? Of iemand met veel identiteiten? (Ik vind dat ik nog te weinig uit één stuk ben)
Kun je je ook vergissen in wie je bent? Kun je een valse identiteit hebben, een schijnidentiteit? Een fout beeld van wie je eigenlijk, in wezen bent? (Jawel, dat kan heel goed, dat gebeurt vaak genoeg) Kun je een voorbeeld geven? (Bijvoorbeeld iemand die zijn identiteit alleen ontleent aan zijn werk, of aan wat hij bezit, of wat anderen van hem denken. Die heeft een fout beeld) Waarom is dat fout? (Dat zijn niet de dingen waar het werkelijk om draait in het leven) Waar draait het dan wel om? (Om persoonlijke ontwikkeling, een bijdrage aan de samenleving, spirituele groei, vriendschappen en zorg voor elkaar, zulke dingen)
Waarom zou dat laatste, jouw antwoord, hier beter zijn dan het eerste? Kan voor jou niet de ene waarde leidend zijn, terwijl voor de ander een heel andere waarde leidend is, zonder dat je kunt uitmaken welke waarde beter is? (Jawel, dat kan) En moet je niet iedereen in zijn waarde laten? (Ja, natuurlijk)
Maar zou je bij mensen die heel andere waarden hebben dan jij willen horen? Zou je dat kunnen? Zou je het gevoel kunnen hebben dat je een van hen bent en dat je je thuis voelt bij hen? (Nee, dat niet, vrees ik) Dus de toetssteen voor wat je van waarde vindt is de vraag bij wie je wilt horen? (Daar lijkt het op)
Heb je zelf een goed beeld van wat jouw waarden zijn? Of bij wie je wilt horen, en waarom dan? (Ik vrees van niet) Je hebt eerder al enkele mensen genoemd. (Ja, Tjeenk Willink, Floris Alkemade, Sigrid Kaag) Wat was het ook weer in hen dat je belangrijk vindt? (Reflectie, een vorm van praktische wijsheid, plus verantwoordelijkheid nemen, inzet en betrokkenheid, verbeeldingskracht, zulke dingen) En die waarden vind je beter dan pakweg veel geld verdienen, een groot huis hebben, een dikke auto, dure vakanties? (Ja) Waarom eigenlijk? (Ze passen beter bij het beeld van ‘goed leven’ dat ik heb)
Is dat beeld alleen maar beter omdat het het jouwe is, het beeld dat je zelf hebt? Of omdat het in jouw ogen intrinsiek een beter beeld is? (Dat laatste) Dus jouw beeld en jouw waarden vind meer waard en meer waar dan de hunne? (Ja, dat klopt) Betekent dat niet dat je het leven dat jouw mensen leiden een beter, waarachtiger leven vindt dan van mensen die andere waarden aanhangen? (Jawel, maar dat zal omgekeerd ook het geval zijn. En dat betekent niet dat we die waarden aan elkaar moeten opdringen)
Hoe moet je dan ooit tot legitieme besluiten komen over beladen politieke kwesties, zoals rechtvaardige verdeling van zorg, welvaart, belasting enz. Is dat alleen maar een kwestie van meeste stemmen gelden, niet van welke waarden het zwaarst wegen of bij wie je beter kunt horen?
Hoeveel erkenning heeft een mens nodig?
Heb je ooit gehoord van de piramide van Maslow? (Jawel) Het is een beeld van de hiërarchie van menselijke behoeften. Weet je nog hoe hij ongeveer in elkaar zit? (Ongeveer) Het begint onderaan met fysieke behoeften, eten, drinken, slaap. Dan volgen de behoeften aan veiligheid en sociaal contact, gezin, buurt, vrienden. Daarboven krijg je de behoeften aan waardering, erkenning en zelfrespect. En aan de top gaat het om persoonlijke ontwikkeling en zelfactualisatie. Wat vind je, kom je zelf aan die hogere behoeften toe? (Ja hoor)
Dus je krijgt zelf voldoende waardering en erkenning van anderen, het derde niveau? (Ik denk het wel) Kun je een voorbeeld geven van de erkenning die je krijgt? (Nou bijvoorbeeld, ik heb interessant werk, ik word gewaardeerd door mijn collega’s) Beschrijf eens een concreet moment waaruit die erkenning bleek? (Laatst hadden we een vergadering over enkele lastige kwesties, daar werd mijn kijk op de zaak gesteund door anderen)
Krijg je ook wel eens expliciete erkenning van anderen, in de trant van ‘goed gedaan’? (Met complimenten zijn ze bij ons niet zo scheutig) Zijn ze er wel toe in staat? Hebben ze er de vaardigheid voor? (Ik ben er niet zeker van) Zou dat bijdragen aan je gevoel van welbevinden? (Ja, ik denk het wel)
Heb je ook wel eens het omgekeerde meegemaakt, dat je werd miskend of geen waardering kreeg? (Ja hoor, vaak genoeg) Wat deed dat met je? (Ach, ik kan wel tegen een stootje) Maar als het veel gebeurt, als het structureel is? (Dan word je ongelukkig en chagrijnig) Zijn miskenning en gebrek aan waardering iets slechts, iets wat je moet vermijden? (Niet altijd. Elk kind moet leren dat het niet altijd zijn zin kan krijgen) Maar wel als het voortdurend gebeurt? (Ja, dan ondermijnt het je zelfvertrouwen)
Hoeveel erkenning heeft een mens nodig, denk je? (Dat is niet te zeggen, het is per persoon verschillend) Sommige mensen hebben er meer behoefte aan dan anderen? (Dat zeker) In ieder geval bestaat er zoiets als een tekort aan erkenning. Komt het ook voor dat mensen een teveel aan erkenning krijgen? (Jawel) Wie dan bijvoorbeeld? (Sporthelden, tv-persoonlijkheden, popmuzikanten) Wat is het effect daarvan? (Dat ze verwende kinderen worden, verwaand, hooghartig en zelfingenomen)
Dus ergens daartussen ligt het juiste midden, tussen onderwaardering en overwaardering? (Ja) En dat leidt als het goed is tot een houding van zelfrespect zonder zelfoverschatting en ook zonder minderwaardigheidsgevoel? (Precies)
Soms is erkenning niet een persoonlijke behoefte, maar een politiek ideaal, zoals bij activisten voor vrouwenrechten, gendergelijkheid, Kick Out Zwarte Piet, of milieuactivisten. Dan gaat het om een maatschappelijke misstand, zoals ongelijkheid, onrechtvaardigheid of achterstelling, en om de opheffing daarvan. Wat houdt erkenning in zo’n geval in? Hun grieven aanhoren? (Dat zeker) Hen gelijk geven? (Dat hoeft niet direct) Hun ideaal steunen? Zelf mee de barricade opgaan? (Dat gaat te ver)
Is erkenning hetzelfde als gelijk geven? (Nee) Kun je iemand erkennen en tegelijk diens ideaal afwijzen? (Ja) Kun je met iemand in gesprek blijven die jouw standpunt afwijst? (In principe wel) Geldt dat ook voor haatzaaiers, complotdenkers, Holocaustontkenners? (Nee, dan wordt het moeilijk) Kun je wel met iemand in gesprek blijven die jou als persoon en jouw manier van praten afwijst? (Nee, ook dan wordt het moeilijk)
Wat is in een democratie een juiste manier van erkenning van afwijkende standpunten? (In principe: het gesprek aangaan, zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen, zolang het gaat) Maar dat lukt niet altijd? (Nee)
Wat denk je, kun je een goed, vervuld leven hebben (het hoogste niveau van Maslow) zolang niet aan je politieke ideaal is voldaan? (Dat hangt ervan af hoezeer je je identificeert met je ideaal) Is maatschappelijke rechtvaardigheid een noodzakelijke voorwaarde voor geluk?
Vertrouw je jezelf?
Heb je een goed geheugen? (Matig) Kun je goed namen van mensen onthouden? (Nee, lang niet altijd) En gezichten? (Daar ben ik beter in) Kun je jaartallen onthouden? (Slecht) Zijn er onderwerpen waarvan je beter dingen kunt onthouden dan van andere? (Jawel, in mijn vakgebied kan ik beter dingen onthouden) Omdat het je interesse heeft? (Dat denk ik)
Vind je het van belang dingen te kunnen onthouden? (Ja) Waarom eigenlijk? (Het geheugen is de lijm tussen de dingen, het verband. Zonder geheugen vallen er gaten) Zou je liever niets willen vergeten? (Nee, dat is het andere uiterste) Zijn er dingen die je maar beter kunt vergeten? (Jawel) Zoals wat? (Onnodige details, nare ervaringen) En er zijn ook dingen die je maar beter wel kunt onthouden? (Inderdaad) Zoals wat? (Je eigen geschiedenis, in hoofdlijnen; belangrijke persoonlijke ervaringen; agenda en boodschappenlijstjes)
Sommige mensen hebben een geheugen als een ijzeren pot, anderen een geheugen als een zeef. Zit jouw ideale geheugen dichter bij de ijzeren pot of bij de zeef? (Bij de ijzeren pot) Je wilt liever veel onthouden? (Ja) En komt dat overeen met je feitelijke geheugen? (Nee, dat zit dichter bij de zeef) Alleen de belangrijkste herinneringen vallen er niet doorheen? (Dat klopt)
Heb je het idee dat je geheugen altijd correct is, waarheidsgetrouw? Of zijn je herinneringen gekleurd? (Dat laatste) Dus wat je je herinnert hoeft niet per se waarheidsgetrouw te zijn, het kan een vertekend beeld zijn? (Ja) Vind je dat erg? (Nee, helemaal niet) Waarom niet? (Herinneringen zijn altijd subjectief, wat je je herinnert, en hoe je het herinnert, is zelf een uitdrukking van wie jij bent)
Stel, je maakt een beschrijving van je leven. En iemand anders maakt ook zo’n beschrijving. Is jouw beschrijving dan per definitie beter, meer waarheidsgetrouw? (Nee, dat hoeft niet) Die van de ander kan beter zijn, meer waarheidsgetrouw? (Ja, dat kan) Dat betekent dat wat jij je herinnert misschien niet precies zo gebeurd is zoals jij je het herinnert? (Ja) En dus dat je een onjuist beeld van je eigen verleden hebt? (Ja) Hoe weet je of dat het geval is? Hoe weet je of het verhaal dat je van je eigen leven hebt klopt of niet? (Dat weet je niet precies, alleen globaal, in grote lijnen)
Dus je geheugen kan je voor de gek houden? (Ja, dat kan) Is je geheugen ook afhankelijk van je stemming? Herinner je je andere dingen in een hoopvolle stemming dan ik een gedeprimeerde bui? (Dat kan, dan herinner je je dezelfde dingen anders) En je kunt het verhaal van je leven op allerlei manieren vertellen, vanuit een optimistische of een pessimistische invalshoek, nuchter of bevlogen, samenhangend of fragmentarisch, realistisch of idealistisch, noem maar op. Bestaat er wel zoiets als een objectieve maatstaf, een waarachtige herinnering? (Misschien niet)
Er zijn dus allerlei redenen om je geheugen te wantrouwen. Doe je dat ook in de praktijk? Of vertrouw je toch op je geheugen? (Ik vertrouw er toch op) Waarom? (Ik ken mezelf het beste. Ik hou mezelf niet voor de gek, althans niet al te zeer. Ik kan heel goed leven met een gekleurd verhaal) Maar dan is er een kans dat je ooit tegen de lamp loopt, dat je een heel ander iemand blijkt te zijn dan je altijd dacht. Toch? (Die kans is er) Uit psychologische experimenten is gebleken dat mensen onder druk gedrag kunnen vertonen dat ze zelf niet voor mogelijk hielden. Zowel ten goede als ten kwade. Of denk je dat dat bij jou niet het geval is? (Jawel) Beschouw je dat als een aantasting van je zelfbeeld?